Indicator 4.1.1 Het maken van didactische keuzes

Indicator 4.1.1 Kahoot

Indicator 4.1.2: Bronnen in Magister

Indicator 4.1.3: Thematisch werken

www.stdns.ch

Indicator 4.2.3: De docent toon aan dat hij ICT betekenisvol kan inzetten

Indicator 4.2.3: Een uitleg over flipping the classroom bij DWDD

Indicator 4.3.1: Arrangeren van digitaal lesmateriaal

Indicator  4.3.2. en 4.3.3:  Relevante site van vo-content

Indicator 4.4.1: filmpjes van Arnoud Kuipers

Indicator 4.5.1 en 4.5.2: Mindmeister

Indicator 4.5.2. De ondersteuning, een leerling stuurt zijn dictee digitaal op.

Indicator 4.5.3. De  mentorapp, een vorm van samenwerken en communiceren.

Indicator 4.6.1: Beoordelen van leerprestaties en evalueren van onderwijs.

Indicator 4.6.1: Beoordelen van leerprestaties en evalueren van onderwijs

Thema 4: Didactisch Handelen

De docent maakt in onderwijssituaties die daarvoor geschikt zijn weloverwogen en doelmatig gebruik van ICT. Hierbij legt de docent verbinding tussen leerdoelen, didactische werkvormen en de inzet van ICT. De docent maakt keuzes ten aanzien van het type leerpraktijk, didactische strategie en de inrichting van de (digitale-) leeromgeving.

Indicator 4.1: ‘Het maken van didactische keuzes’

  • Indicator 4.1.1: De docent toont aan dat bij het ontwerpen van leerpraktijken met inzet van ICT leerdoelen, leerproces en toetsing op elkaar zijn afgestemd.

Zoals  eerder aangegeven, heb ik verschillende digitale werkvormen gebruikt om mijn lessen te ondersteunen. Deze werkvormen zijn ter ondersteuning van de lesstof, leerlingen kunnen een filmpje van Flipping the classroom of een Vodcast of een test doen met Kahoot! om te kijken of ze de stof die getoetst gaat worden begrijpen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Indicator 4.1.2: De docent toont aan een relevante, rijke en effectieve leeromgeving te kunnen inrichten met ICT.

Door het gebruik van Magister kan ik een ELO bewerkstelligen voor mijn leerlingen. In deze ELO zet ik bronnen en lesstof klaar die mijn leerlingen kunnen aanklikken om zo aan de slag te kunnen gaan.

 

 

 

Indicator 4.1.3: De docent toont aan individuele leerprocessen en samenwerkend leren te kunnen aansturen en begeleiden met een effectieve inzet van ICT.

Op onze school bieden we thematisch werken aan, dit wordt vier uur per week aangeboden aan al onze onderwijstypes. Binnen een bepaald thema kan een leerling opdrachten vinden op de ELO die hij zelfstandig of samenwerkend met andere leerlingen kan uitvoeren.

Zie ook www.stadenesch.nl

stdns.ch

 

 

Indicator 4.2. :’ ICT organiseren in de (digitale) leeromgeving

  • Indicator 4.2.1: De docent toont aan dat hij de benodigde faciliteiten, hard- en software kan organiseren.

Ik zorg dat ik op tijd in mijn leslokaal ben zodat ik mijn laptop kan aansluiten op het Digibord en open mijn digitale methode zodat er geen lestijd verloren gaat. Dit kan ik echter niet altijd waarmaken bij wisseling van lokalen. Ik moet dan eerst afsluiten en dan weer opstarten in het nieuwe lokaal.

 

  • Indicator 4.2.2: De docent toont aan dat hij de schoolregels ten aanzien van ICT toepast en in staat is deze te vertalen binnen zijn onderwijscontext. 

 De schoolregels met betrekking tot ICT zijn bij ons op school niet eenduidig. Bij mij moeten leerlingen hun telefoon inleveren, tenzij de lesverwerking aangeeft dat de telefoon erbij nodig is. Bij andere docenten mogen leerlingen wel hun mobiel op de tafel hebben, dit geeft veel onrust en onduidelijkheid bij leerlingen. Het zou goed zijn om hier met het docententeam een stelling in te nemen omdat leerlingen nu soms via hun mobiel toetsen doorgeven: er wordt dan een afbeelding gemaakt en snel doorgeappt. Dit moeten we als school natuurlijk gelijk tackelen.

 

 

 

  • Indicator 4.2.3: De docent toont aan dat hij ICT betekenisvol en efficiënt kan inzetten rekening houdend met de grootte en de diversiteit van de groep.

Flipping the classroom: leerlingen die het bijvoeglijk naamwoord niet begrijpen krijgen instructie, andere leerlingen die het wel begrijpen  kan ik verder helpen met extra opdrachten en verdiepende lesstof. Differentiatie dus!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indicator 4.3: ‘Arrangeren van digitaal leermateriaal’

  • Indicator 4.3.1: De docent toont aan dat hij gebruik maakt van diverse vindplaatsen van digitaal leermateriaal en in staat is daaruit ander leermateriaal te arrangeren.

Ik gebruik hiervoor vaak de sites van 7Days. Nu.nl en VO-content. Deze sites vind ik betrouwbaar en relevant voor het vak Nederlands. Daarnaast gebruik ik Wikiwijs, deze site kan ik ondersteunend gebruiken, ik kies uit  bestaand lesmateriaal  en vul dit aan met eigen lesmateriaal. Ik kan bijvoorbeeld als evaluatie van de oefening die de leerling heeft gedaan een kahoot of een toets afnemen over de signaalwoorden. Deze toets zet ik klaar in magister en kan digitaal worden ingevuld.

http://maken.wikiwijs.nl/76964/Tekstverbanden_en_signaalwoorden

 

 

 

 

 

  • Indicator 4.3.2: De docent toont aan dat hij digitaal leermateriaal kan aanpassen aan de kenmerken van de lerende, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in niveau, interesse, tempo en wijze van leren.

Ik pas digitaal lesmateriaal en digitale toetsen aan voor leerlingen met dyslexie. Ik pas dan de opmaak aan, let op de grootte van het lettertype en zorg voor een overzichtelijke indeling.

  • Indicator 4.3.3: De docent toont aan dat hij in staat is om digitaal leermateriaal aan te passen rekening houdend met de beeldschermdidactiek.

Bij beeldschermdidactiek gaat het erom dat je met het inrichten van een digitale les rekening houdt met de felheid van het beeldscherm, de grootte van het bestand of die wel of niet normaal op je beeldscherm passen en hoe je bestand er uiteindelijk uit komen te zien. Ook check ik het scherm of het recht hangt of dat dit bijgesteld moet worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indicator 4.4: ‘Kennisoverdracht’

  • Indicator 4.4.1: 'De docent toont aan dat hij gebruik maakt van ICT in zijn instructie en daarbij diverse hard- en software kan inzetten.

Tijdens instructies maak ik gebruik van keynotes maar ik laat soms ook een filmpjes op Youtube zien van Arnoud Kuipers. Deze filmpjes voeg ik ook toe als bron in hun ELO.

 

  • Indicator 4.4.2: 'De docent toont aan dat hij ICT inzet om gestructureerd oefenen vorm te geven.'

Voor deze opdracht gebruik ik de site van VO content open leermateriaal. Leerlingen kunnen een bepaald thema oefenen en kunnen gelijk zien wat hun score is.

 

 

 

Indicator 4.5: ‘Kennisconstructie’

. Indicator 4.5.1: 'De docent toont aan dat hij de actieve kennisconstructie van zijn leerlingen bevordert met behulp van ICT. 

Een collega vertelde mij over de site van MIndmeister. Via deze site kun je op een leuke manier een mindmap maken. Leerlingen kunnen hierbij ook samenwerken. De mindmap kan natuurlijk ook op papier worden uitgewerkt.

Binnen onze vaksectie Nederlands wisselen we informatie uit over relevante sites die we kunnen gebruiken bij onze lessen Nederlands.

 

 

  • Indicator 4.5.2: De docent toont aan dat hij het “leren van” zijn leerlingen ondersteunt en bevordert met behulp van ICT.

Leerlingen kunnen ondersteuning krijgen bij digitale opdrachten. Dit wordt georganiseerd in de eerste periode dat nieuwe leerlingen bij ons school komen middels thematisch werken. Het onderwerp van het thematische werken is: Ik & en mijn laptop. Leerlingen leren hoe ze bestanden moeten opslaan, hoe ze mapjes moeten maken voor de verschillende vakken en hoe ze foto's en filmpjes kunnen maken. Omdat leerlingen werken op de laptop krijgen ze veel opdrachten die de mogelijkheden op hun laptop verkennen. Leerlingen krijgen zo meer kennis van het gebruik van hun laptop,weten hoe ze bestanden moeten opslaan en hoe ze een mail kunnen versturen naar elkaar en naar de docenten.

 

  • Indicator 4.5.3: De docent toont aan dat hij de synchrone- en asynchrone samenwerking en communicatie tussen leerlingen en docent op een gepaste manier faciliteert door gebruik te maken van ICT.

Communicatie met mijn leerlingen verloopt via de schoolmail of via de mail van Magister.  Met mijn mentorklas heb ik een groepsapp. Op deze manieren heb ik effectief contact met mijn leerlingen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indicator 4.6: ‘Beoordelen van leerprestaties en evalueren van onderwijs’

  • Indicator 4.6.1:De docent toont aan dat hij het leerproces van leerlingen zichtbaar kan maken en kan volgen door middel van diverse vormen van digitale toetsing en evaluatie.

Het leerproces van leerlingen leg ik vast in Magister middels cijfers. Daarnaast zit in de methode van Nieuw-Nederlands een leerlingvolgsysteem waarop ik de leerling kan volgen en kan zien wat goed gaat en wat minder goed gaat.

 

 

 

 

 

 

 

Indicator 4.6.2 en 4.6.3: De docent toont aan dat hij een digitale toets kan maken die transparant is op validiteit en betrouwbaarheid. De docent toont aan dat hij een digitale toets kan organiseren.

Voor taalvaardigheidsbeoordeling kregen wij als studiegroepje de opdracht om een summatieve toets te maken die betrouwbaar en valide is Deze hebben we gemaakt in playposit. Leerlingen krijgen een fragment te zien. Het fragment wordt stopgezet bij een balkje en vervolgens komt er een vraag die beantwoord moet worden.

https://youtu.be/MyDmSYbDtg0

http://prezi.com/yzjsfsc2bvpb/?utm_campaign=share&utm_medium=copy

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb